Een kinderboek uitgeven: waar let je op?

Een kinderboek uitgeven: waar moet je op letten?

In grote lijnen wijkt het zelf uitgeven van een kinderboek niet zoveel af van het zelf uitgeven van een roman voor volwassenen. Toch zijn er twee belangrijke verschillen: het taalgebruik en de illustraties. Het is belangrijk om al in een vroeg stadium hier goed over na te denken en beslissingen te nemen. Auteur Noortje de Kok vertelt je er alles over.

Over Noortje de Kok

Als tekstschrijver en recensent combineer ik twee van mijn passies: schrijven én lezen. Het schrijven van een boek was dan ook mijn ultieme droom. Een paar jaar geleden zette ik de eerste ideeën voor een kinderboek(enreeks) op papier. Na een lange weg, via cursussen, research, schrijven, schrappen en rondjes langs de traditionele uitgevers, besloot ik dat ik mijn eerste kinderboek ‘Het verboden boek’ zelf ging uitbrengen. Dat betekende dat ik van tevoren goed moest nadenken over wat een kinderboek anders maakt en welke consequenties dit heeft als je het boek zelf gaat uitgeven.

Noortje de Kok geeft tips over een kinderboek uitgeven

De illustraties

Allereerst ziet een kinderboek er natuurlijk anders uit dan de gemiddelde thriller of feel-goodroman. Zowel op de cover als in het binnenwerk spelen de illustraties en het gebruik van kleur een zeer belangrijke rol. Ze verduidelijken en ondersteunen niet alleen de tekst, maar bepalen ook of een boek bij kinderen in de smaak valt.

De tekst

Het tweede grote verschil zit ‘m voornamelijk in het taalgebruik: kinderboeken hebben veel kortere zinnen, eenvoudige woorden en geen grote lappen tekst. Elke leeftijdsgroep heeft zijn eigen taal- en leesniveau.

Het leesniveau

Om met het laatste (en tegelijk ook het moeilijkste) te beginnen: hoe bepaal je nu het juiste leesniveau van je lezer? Als je een verhaal voor kinderen wilt schrijven, zul je al in een vroeg stadium een beeld moeten hebben van de leeftijdscategorie voor wie je het verhaal schrijft. Een prentenboek is natuurlijk totaal anders dan een Young Adult verhaal. Maar ook al weet je ongeveer hoe oud je beoogde lezer is, dan nog blijkt het ontzettend lastig om het juiste leesniveau te bepalen, want aan welke eisen moet je tekst dan voldoen? Zijn er voorschriften of regels waaraan je tekst moet voldoen?

AVI en lezenvoordelijst

Kinderen in de basisschoolleeftijd leren lezen in Nederland volgens de AVI-niveaus. Daarin worden maar liefst 12 verschillende niveaus onderscheiden die min of meer gelijk opgaan met de verschillende groepen op de basisschool. Van allereerste woordjes van één lettergreep tot aan het AVI+ niveau van een gemiddelde leerling uit groep 8. Dat geldt dus voor de basisschool, daarna wordt het leesniveau nog complexer. Vaak hanteren bibliotheken en scholen een eigen systeem: lezenvoordelijst. Daarin onderscheiden ze twee leeftijdscategorieën 12-15 jaar (4 niveaus) en 15-18 jaar (6 niveaus) die elkaar soms wat overlappen. Behalve het leesniveau speelt ook de leeftijd een steeds grotere rol. Een 16-jarige is in hele andere onderwerpen en thema’s geïnteresseerd dan een kind van 12. Kortom, je kunt als schrijver makkelijk verdwalen binnen al die categorieën en leeftijdsindicaties.

Eisenpakket?

Daarbij komt ook nog dat het lastig is om te achterhalen aan welke eisen de tekst dan precies moet voldoen om een bepaald AVI-etiket te krijgen. Die informatie is vrijwel niet beschikbaar. Met wat gezond verstand kom je wel tot de conclusie dat een kind uit groep 3 leert lezen aan de hand van simpele eenlettergrepige woorden en dat het niveau steeds verder omhoog gaat. Maar echt harde eisen zijn moeilijk te geven. Op internet zijn wel tools te vinden om je tekst te checken, maar die geven een indicatie van het niveau voor volwassenen (A, B of C). En dan geldt uiteraard ook nog eens dat er ondanks al die verschillende categorieën geen kind hetzelfde is en er dus geen universele lezer bestaat.

Hoe bepaal je dan de juiste schrijfstijl?

Tenzij je een echt ‘leren-lezenboek’ wilt schrijven is het beste advies om je niet blind te staren op regels en niveaus en in eerste instantie vooral je intuïtie te volgen. Schrijf het verhaal dat je wilt schrijven en houd goed voor ogen wie je beoogde lezer is. Dat kun je als volgt doen:

  1. Bepaal wie je lezer is. Hoe oud is die ongeveer? Waar zijn kinderen van die leeftijd mee bezig? Hoe praten ze met elkaar? Welke woorden gebruiken ze? Waar moeten ze om lachen?
  2. Kijk de kunst af. Pak er eens wat boeken bij die geschreven zijn voor dezelfde leeftijdscategorie. Bekijk en lees hoe zij het doen. Je zult zien dat er nogal wat verschillen zijn. De schrijfstijl, het aantal pagina’s, de hoeveelheid illustraties, de lengte van de zinnen, de bladspiegel. Kortom; in de praktijk is er ruimte voor verschil.
  3. Houd het simpel. Houd de schrijfstijl eenvoudig. Maak zinnen niet te lang en woorden niet te moeilijk. Maar onderschat kinderen niet. Een moeilijk woord dat uit de context duidelijk wordt, hoeft geen struikelblok te zijn. In mijn boek “Het verboden boek” dat zich deels afspeelt in 1756 heb ik er bewust voor gekozen om af en toe ouderwetse woorden te gebruiken wanneer een historisch personage aan het woord is. Daarbij koos ik niet voor de taal uit de achttiende eeuw, want die is te sterk verouderd, maar zocht ik woorden die je opa of oma gebruiken. Daarmee roep je toch de juiste sfeer op zonder dat lezers afhaken op moeilijk taalgebruik.
  4. Proef op de som. Laat je manuscript proeflezen door kinderen. Het liefst al tijdens het schrijfproces, zodat je nog bij kunt sturen als dat nodig is. Vinden ze het spannend of leuk genoeg? Zitten er moeilijke of saaie stukken in?

Gebruik van illustraties

Waar je ook goed over na moet denken is of je je boek laat illustreren of niet. Over het algemeen geldt: Hoe ouder de kinderen, hoe minder illustraties een kinderboek heeft. Bij een prentenboek vervult de illustratie eigenlijk nog de hoofdrol, maar voor de leeftijdsgroep 10-12 jaar is dat al veel minder. De paatjes worden dan kleiner en vaak alleen nog zwart-wit. Uiteraard gelden ook voor het gebruik van illustraties weer geen keiharde regels en voorschriften. Er zijn ook YA-boeken met illustraties en graphic novels zijn in bij veel leeftijdscategorieën succesvol. Het is vooral een kwestie van smaak. Dus ook bij de keuze tussen wel of geen illustraties kun je het beste je eigen gevoel volgen.

Zorg voor goede cover

Besef dat een professionele illustratie op de cover een visitekaartje van je boek is. Ook wanneer er in de rest van je boek geen illustraties komen. Ik raad je aan om daarvoor een echte illustrator in te schakelen die de sfeer en inhoud van je verhaal zo duidelijk en aantrekkelijk mogelijk voor het voetlicht brengt.

Houd je budget in de gaten

Het gebruik van afbeeldingen en illustraties heeft gevolgen voor de uiteindelijke drukkosten. Aan een pagina full colour hangt een ander prijskaartje dan aan een pagina met zwart-wit illustratie of met alleen maar tekst. Ook de gebruikte papiersoort is van invloed op de kosten. Een prentenboek wordt vaak gedrukt op glossy papier; een boek met alleen tekst op ruwer, geliger en goedkoper papier. En natuurlijk zul je ook de illustrator voor zijn of haar werk moeten betalen.

Welke illustrator?

Ook bij het zoeken naar een geschikte illustrator geldt weer: kijk en vergelijk. Zoek via internet naar illustratoren en bekijk hun portfolio. Dit kun je bijvoorbeeld doen via Dutch Illustration of Schrijver zoekt illustrator. Heb je een illustrator gevonden en is er een wederzijdse match? Laat jouw ideeën zoveel mogelijk los. Het beeld dat jij in je hoofd hebt kan een ander nooit precies hetzelfde namaken. In de verfilming van een boek ziet de hoofdpersoon er ook altijd anders uit dan je in je hoofd had. Dat loslaten is niet makkelijk, maar durf te vertrouwen op het vakmanschap en creativiteit van de illustrator.

Kinderboeken uitgeven is een kwestie van gevoel

Aan de ene kant heb je dus te maken met eisen die het genre kinderboeken stelt aan een schrijver, aan de andere kant zijn die eisen nergens in beton gegoten en is er dus ook veel keuzevrijheid. Welke keuze de juiste en de beste is, weet je dus niet altijd van tevoren. Lees, kijk en vergelijk en volg daarna vooral je eigen gevoel.