In gesprek met Josje Swinkels
Op 23 april verscheen het debuut van Josje Swinkels: Niet alle kleine meisjes worden groot, waarin Josje het aangrijpende verhaal van haar dochtertje Lisa vertelt. In 2021 begon Josje aan het manuscript, maar eigenlijk wist ze al heel lang dat het verhaal van haar kleine meisje ooit geschreven moest worden. Om de lezer te inspireren en lotgenoten te ondersteunen, maar ook om zorgprofessionals een kijkje achter de voordeur te geven van een gezin met een zorgintensief kindje.
Wie is Josje Swinkels?
Josje werkt in de geboortezorg en woont in Noord-Holland. Ze schrijft al heel lang, van dagboekaantekeningen tot korte verhalen. Voor de patiëntenvereniging NEE-eten was ze hoofdredacteur van het gelijknamige blad. Als voorbereiding om het verhaal van Lisa op te gaan schrijven, zette Josje Swinkels in 2020 op haar to do lijst: ‘onderzoek doen’ en ‘schrijfcursussen volgen’. In 2023 verscheen haar boek, Niet alle kleine meisjes worden groot.
Vertel, waarom een roman en geen autobiografie?
Voordat ik begon met schrijven, heb ik onderzoek gedaan naar hoe dat nou moest, een autobiografie of een deel van je leven opschrijven. Ik las de boeken Zo doe je dat, je levensverhaal schrijven van Brenda van Es en Spelen met je leven van Nanda Huneman. Volgens Huneman wordt een verhaal interessanter en boeiender, als je er een fictief sausje overheen giet. Het verhaal hoeft niet volledig waarheidsgetrouw te zijn. Vooral beginnende schrijvers willen alles opschrijven, precies zoals het gegaan is. Maar ik wilde een schifting maken: wat is interessant voor de lezer? Door er fictie aan toe te voegen, kon ik er een mooi, lopend verhaal van maken. Vandaar dat ik besloot om geen autobiografie, maar een roman te schrijven.
In eerdere interviews en op je site vertel je dat je al veel hebt geschreven. Voor jezelf in dagboeken, maar ook artikelen voor het ledenblad van de patiëntenvereniging NEE-eten, waarvan je één van de oprichters bent. Waarom vond je het belangrijk om ook nog deze roman te schrijven?
Als een kind niet kan eten en afhankelijk is van sondevoeding is dat niet gemakkelijk voor ouders. Vaak heeft het gezin een lang medisch traject achter de rug en zijn er al verschillende pogingen geweest om het kindje te leren eten. Ouders zijn wanhopig, gefrustreerd, zitten niet ver van een burn-out af en kampen met onbegrip van ‘de buitenwereld’.
Toen wij de vereniging oprichtten, was er nog geen internet. Ik sprak destijds veel mensen die enorm opgelucht waren eindelijk iemand te spreken, die aan een half woord genoeg had. Alleen al weten dat je niet de enige bent, die dit meemaakt, geeft steun en kracht. Inmiddels is er veel meer bekend en kunnen we alles opzoeken op Google. Ondanks deze enorme vooruitgang, kampen ouders nog steeds met dezelfde emoties als vijfentwintig jaar geleden.
Daarnaast denk ik dat door de individualisering er meer eenzaamheid is ontstaan. In de kraamzorg spreek ik regelmatig jonge vrouwen die zich eenzaam voelen, als ze voor het eerst moeder zijn geworden. Zeker als het ‘roze wolk gevoel’ er niet meteen is doordat het anders gaat dan verwacht. Op (levende) rouw ligt bovendien een taboe. Met mijn boek hoop ik lastige onderwerpen gemakkelijker bespreekbaar te maken.
Hoe ben je gestart met het schrijven van je verhaal?
Nadat ik in 2020 de schrijfscholingen had afgerond en ik voor mijn gevoel genoeg theoretische kennis tot me had genomen, was het in maart 2021 tijd om te beginnen. Een quote van Huneman had ik uitgeprint en boven mijn bureau gehangen: ‘Schrijf de eerste versie puur voor jezelf.’
Ik had vier maanden vrij genomen van mijn werk, zodat ik me volledig kon focussen op het schrijven. In deze eerste draft stonden alle mensen nog genoemd bij hun eigen naam en schreef ik redelijk waarheidsgetrouw.
Tegelijkertijd werd ik gecoacht door schrijfster Sietske Scholte. Van haar leerde ik hoe je boeiende scènes kunt schrijven, zonder van de hak op de tak te springen en de lezer mee in het verhaal te trekken door zintuigelijke waarnemingen toe te voegen.
Na vier maanden had ik zo’n 75.000 woorden op papier staan, maar ik was nog niet klaar. Het moeilijkste stuk moest nog geschreven worden, maar ik besloot om het manuscript eerst als een kaas te laten rijpen op een plank.
Hoe ben je daarna verdergegaan?
In versie twee heb ik het fictie-sausje toegevoegd en alle personages een andere naam gegeven, behalve Lisa dan. De moeder van Lisa werd Rosalie en de vader Arjan. Het verhaal ging niet meer over mij en mijn ex-man. Dit gegeven maakte het voor mij gemakkelijker om terug in de tijd te gaan. Ik voegde meer dialogen toe en verwerkte de feedback van Sietske.
Het herschrijven van het manuscript was veel meer werk dan die eerste versie schrijven. Toen was het een kwestie van doorknallen, terwijl ik tijdens deze fase veel meer met die lezer in mijn hoofd zat. Doordat ik de lat best hoog legde voor mezelf, moest ik er soms flink aan trekken. Ook nu stopte ik trouwens weer bij die 75.000 woorden.
Je had op dat moment nog geen proeflezers betrokken?
Met uitzondering van Sietske, zij las drie keer duizend woorden, had nog niemand iets gelezen. In het voorjaar van 2022 kreeg ik geen woord meer op papier. De twijfel of ik het wel goed gedaan had en ‘de angst’ om die laatste hoofdstukken te schrijven, zorgde voor een flink writersblock.
Vóór de zomer besloot ik om de eerste dertien hoofdstukken naar een aantal proeflezers te sturen. Superspannend vond ik dat! Het waren mensen die mij wel kenden, maar die niet het verhaal van Lisa kenden, of in ieder geval niet hadden meegemaakt. Ik wilde vooral weten of ze de eerste hoofdstukken niet te medisch vonden en of ze wel door wilden lezen. En dat wilden ze, wat een hele opluchting voor mij was.
Heb je nog grote dingen veranderd na de reactie van de proeflezers?
Eén van de proeflezers vroeg waarom ik had gekozen om in de verleden tijd te schrijven. Volgens haar zou de lezer nóg meer in het verhaal getrokken worden, als het in tegenwoordige tijd zou staan. In eerste instantie was ik begonnen in tegenwoordige tijd, maar ik liep toen al snel vast. Het verhaal kwam te dichtbij. Daarna was ik overgegaan op verleden tijd. Maar nu de vraag werd gesteld, begon ik te twijfelen.
Als proef heb ik drie hoofdstukken herschreven in tegenwoordige tijd. Dat vond ik eigenlijk superleuk werk, dus besloot ik om alles om te zetten. Een mega-klus. In diezelfde periode had ik ook een redacteur gevonden, die een uitgebreide redactie heeft gedaan op duizend woorden. Haar feedback heb ik tegelijk met het omschrijven verwerkt.
Hebben de proeflezers de andere hoofdstukken ook gelezen?
Nee, ik had besloten om de redacteur, met wie ik echt een klik had, de opdracht te geven om mijn complete manuscript te voorzien van inhoudelijke redactie. Met haar heb ik een deadline afgesproken, november 2022. Dat betekende dat het laatste deel, de moeilijke hoofdstukken met onder andere het overlijden van Lisa, geschreven moesten worden. Dat was ontzettend pittig en ik heb me soms afgevraagd waar ik mee bezig was. Mijn kinderen en mijn man motiveerden me om door te gaan. Maar hierbij alvast een kleine spoiler: het boek eindigt positief. Dat vond ik heel belangrijk, dat het niet vol droefenis zou eindigen.
Toen kwam het uitgeven. Hoe heb je dat aangepakt?
Dat kwam niet toen pas hoor. Naast het schrijven, heb ik me regelmatig verdiept in het uitgeefproces. Ik volgde verschillende webinars over zelfuitgeven. De kans dat je als debutant bij een traditionele uitgever binnenkomt is immers nagenoeg nihil.
Daarnaast onderzocht ik de verschillende mogelijkheden bij de zogenaamde uitgeefplatforms, die allerlei diensten aanbieden, om het zelfuitgeven gemakkelijker te maken.
Ook had ik een gesprek met een bevriende literair agent. Hij zei: ‘Josje, je moet groot dromen en je kop boven het maaiveld uit durven te steken. Wat heb je te verliezen? Zoek uitgevers die jouw genre in hun fonds hebben en dan gaan we het gewoon proberen.’
Ik schreef een synopsis en zocht enkele hoofdstukken uit die ver genoeg af waren en goed lieten zien hoe mijn schrijfstijl was.
De agent stuurde dit, samen met een prachtige aanbevelingsbrief, naar maar liefst negentien uitgevers. Enkelen gaven aan dat er voorlopig geen budgettaire ruimte was om een debutant uit te geven. Van een deel hoorden we in eerste instantie niets. Maar drie uitgevers toonden meteen interesse.
Dat is een mooie opsteker. Je manuscript was op dat moment nog niet af?
Klopt, dit speelde in de zomer van 2022. De proeflezers waren net ingevlogen en die laatste hoofdstukken waren nog steeds niet af. Dat bleef ik maar voor me uitschuiven. Ik wilde het manuscript pas naar een uitgever sturen, als het helemaal geschreven en door een redacteur geredigeerd was. Dat zou dus in november gaan gebeuren. Daarna wilde ik eerst haar feedback verwerken.
Die drie uitgevers wilden het manuscript dan wel ontvangen, maar gaven ook aan dat het realiseren van publicatie wel lang zou kunnen gaan duren. Voor mij voelde dat niet goed. Ik wilde naar een eindstreep kunnen werken, zodat het verhaal uit mijn hoofd kon. Ik stond er inmiddels mee op en ging ermee naar bed.
Dat heb ik ook besproken met de literair agent. Hij gaf toen aan dat ik het zelf kon gaan uitgeven, waar hij me wel in wilde begeleiden. Alleen vond ik dat te veel uitzoekwerk en te veel regelen.
Uiteindelijk heb ik toen mijn eigen lijst erbij gepakt van kleinere uitgevers, die ik in de loop der jaren had opgeschreven. Degene van wie de website me het meest aansprak, heb ik gewoon gebeld. Dat was meteen een heel fijn gesprek. Ik heb haar het manuscript begin januari gestuurd en al heel snel, binnen een week, hoorde ik dat ze het wilde uitgeven.
Had je daarna inspraak in de releasedatum?
Mijn wens was om het boek in april uit te geven, maar het was inmiddels de derde week van januari toen ik bij Uitgeverij Elikser aan tafel zat. Ik twijfelde dus of dit wel haalbaar zou zijn. Maar het is gelukt. Soms moesten we heel snel schakelen, maar desondanks heb ik overal over mee kunnen beslissen. Van de releasedatum tot het coverontwerp, tot wie er in het colofon kwamen. Heel fijn was dat. En ik kan zeggen dat ik heel trots ben, op het boek, zoals het er nu ligt.
Josje, dank je wel voor het open en eerlijke gesprek. Ik zou nog zes pagina’s aan dit interview kunnen toevoegen over alles wat we besproken hebben, maar ik laat het hierbij en raad iedereen aan vooral het boek van Josje Swinkels, Niet alle meisjes worden groot, te gaan lezen.